
Recensie: Het oerboek van de mens
Het boek is inmiddels al enige tijd verschenen, maar Ivo de Jong schreef onderstaande recensie van 'Het oerboek van de mens'.
Op mijn zestigste verjaardag kreeg ik tweemaal, en van vrienden die ik hoog heb, “het Oerboek van de mens” cadeau. Ze hadden liefdevol gezocht naar een boek dat mij op het lijf geschreven was. Zelf weten ze nauwelijks iets van de Bijbel, maar nu de tijd van de antithese voorbij lijkt, komen ze me tegemoet.
Het blijkt een goede keus. De Bijbel is immers altijd mijn oerboek geweest. En nu een sympathieke, intelligente wetenschapper (hij mocht de laatste Brands met Boeken vullen) zich er gedegen en respectvol mee heeft beziggehouden, heb ik dit kloeke (440 pagina’s) boek als een opfriscursus, met veel plezier, herkenning en nieuwe inzichten gelezen.
Van Schaik is een gerenommeerd primatoloog en doceert evolutiebiologie in Zurich. In interviews afficheert hij zich als agnost. Ik denk dat dit met goed fatsoen bijgesteld moet worden: hij is atheïst, alleen wil hij - terecht – niet thuishoren in het rijtje Dawkins & Dennett, die immers nog altijd boos op gelovigen en hun diverse bijbels zijn. Van Schaik blijkt een fase verder geëvolueerd.
Hij ging onbevangen en met stijgende bewondering de confrontatie met de Bijbel aan: “Het zou een ereplaats in iedere boekenkast moeten hebben; een verdomd goed boek”.
Religie is volgens Van Schaik een onuitroeibaar, want menselijk verschijnsel. Het zit onze natuur ingebakken (waarmee het natuurlijk geen Bakker suggereert!). Met instemming haalt Van Schaik collega primatoloog De Waal aan: “Moderne atheïsten die vol blijven houden dat alleen empirische feiten tellen, hebben veel weg van lieden die voor een bioscoop staan om bezoekers die net de film Titanic hebben gezien te vertellen, dat Leonard DiCaprio helemaal niet met het schip in de diepte is verdwenen!”
De meesten mensen voelen zich in deze duale realiteit immers absoluut op hun gemak. Onze eerste natuur is per definitie dualistisch. We kunnen niet zonder zin en een goed verhaal.
Ook onze voorouders (de primaten, waar we een per slot van rekening jonge loot van zijn) hebben namelijk al een vorm van cultuur. Ze troosten elkaar, en versterken op herkenbare manieren de groepsband. Dat is hen (en dus ons) in de genen gaan zitten. Je verandert dat niet in een paar honderdduizend jaar! De grote breuk, het enorme drama ontstond toen wij van jager-verzamelaars de evolutionaire sprong (of zondeval) maakten naar een sedentair bestaan met landbouw en veeteelt overgingen. We gingen in steeds verder uitdijende groepen wonen; er ontstonden steden, wetten, meestal opgelegd om het groeiende verschil in bezit te beschermen. Welbegrepen eigenbelang werd de dwingende norm; vrouwen werd gedevalueerd tot bezit, en er kwamen slaven en oorlogen van. Dat knaagt en blijft wringen aan onze oudste natuur. Een onbedwingbare heimwee naar een goede afloop of oorsprong; naar het paradijs (en verlangen naar een hemel) is er het gevolg van. Wij mensen zijn nog lang niet thuis in deze nieuwe cultuur. De cesuur is nog lang niet genetisch geaccepteerd.
Deze voortdurende innerlijke en uiterlijke strijd is in de Bijbel, die daar duizenden jaren achtereen getuige van is geweest, gedocumenteerd. Het Oerboek nu beschrijft onze haast onmenselijke worsteling met de opgelegde cultuur - aan de hand van de Bijbel.
Ons Oerboek (de Bijbel) maakt ons niet duidelijk over wie of wat God is: “Alles wat over boven geschreven is, komt van beneden”, betuigt Kuitert. Daar staat hij voorwaar niet alleen in.
De Bijbel moet je, ook volgens Van Schaik, niet lezen om er achter te komen wie of wat God is; maar als het dagboek van de mensheid.
Tot zover een wel heel beknopte samenvatting van dit dikke, geleerde en belangwekkende boek.
Ik heb zelf nog geen recensies in theologische tijdschriften kunnen ontdekken. Des te meer lof wordt het boek toegezwaaid in de boekenlijsten voor non-fictie. Desgevraagd antwoordde Van Schaik: “Ach de meeste theologen weten echt wel wat ik hier gesteld heb”. Daarmee annexeert hij een eerbiedwaardige beroepsgroep met een compliment dat, denk ik, voorbarig is.
Natuurlijk zijn wij door de historisch-kritische school van bijbelonderzoek heengegaan en is de Bijbel daarmee meer kind van zijn verleden tijd geworden. En natuurlijk proberen theologen die daarvan op de hoogte zijn, de Bijbel laagdrempelig te maken en laten ze de oren hangen naar tijdgeest, commercie en hun kinderen. Ik vrees echter dat ze daarmee met Van Schaik de angel (en het kruis) uit de bijbel aan het halen zijn; je kunt je afvragen of dat lief, dan wel laf is.
Geloof degradeert tot een menselijk, natuurlijk en begrijpelijk verschijnsel. De Bijbel en de boodschap bijt niet langer. Ik geloof warempel dat er wel een tandje bij mag.
Van Schaik wil graag de discussie aan en ik meen dat dit van wezenlijk belang kan zijn. Zonder wrijving immers geen glans.
Over glanzen gesproken: op mijn koelkast staat een buizenradio. Ik heb hem via Martplaats gekocht vanwege het groene oog, waar ik als kind al door gefascineerd geraakt was. Je draaide aan de grote knop - en als je contact maakte met een station ver weg, kon je dat niet alleen horen, maar ook zien: het onderste groen trok naar boven toe, dat vanwege het nieuwe contact naar een vervuld venster gaat. Ik meen dat er radiofielen zijn die dit venster “Het Goddelijk Oog” gedoopt hebben. Door je zuiver af te stemmen, ontvang je (onverwacht, verdiend of onverdiend, daar wil ik van af blijven): contact: prachtig zichtbaar door een dikke groene balk in het midden.
De wetenschapper Van Schaik gaat echter uitsluitend van het meetbare, van onderen uit. Het net, dat hij over ons oerboek heeft geworpen, lijkt zo niet alles, dan toch bijna alles te verklaren en op een keurig geordend rijtje te zetten. Dat is dan weer wetenschappelijk verantwoord en zuiverend voor gelovigen. Projectie ligt immers altijd op de loer.
Maar of die projectie nu Het Hele Verhaal is? Ik tenminste heb daar mijn twijfels bij. Het feit dat ik me als kind op mijn verjaardag verheugde, bewees nog niet dat ik nog niet jarig zou zijn.
Er zijn, naast de leesbril die Van Schaik ons aanbiedt, ook andere denksystemen mogelijk. Van Schaik laat, conform de spelregels van de huidige wetenschap, geen opening naar de hemel. Maar of de aarde daar zichtbaarder van wordt? Voor mij is Van Schaiks opvatting van wetenschap eenkennig.
Het zou bij voorbeeld kunnen zijn dat er inderdaad signalen van een ander station naar de onze proberen door te dringen. En over radio’s gesproken, Reve schreef in “Dagsluiting”:
Eigenlijk geloof ik niets,
en twijfel ik aan alles, zelfs aan U.
Maar soms, wanneer ik denk dat Gij waarachtig leeft,
dan denk ik dat Gij Liefde zijt, en eenzaam,
en dat, in zelfde wanhoop, Gij mij zoekt
zoals ik U.
Ik vrees dat Van Schaik niet veel opheeft met intuïtie, openbaring of andere paranormale, want moeilijk voor buitenstaanders te verklaren verschijnselen. Je moet daar maar net en zin-tuig voor hebben, en dat is niet iedereen gegeven (…). Laat ik nu menen dat dit zin-tuig een menselijk talent is - naar dat we door de overdonderende voordelen van nuttige zaken ons vertrouwen daarin aan het verliezen zijn (je kunt je Gods wanhoop misschien voorstellen nu Hij almaar minder gezocht wordt).
Dit is mijn voornaamste vraagteken bij het Oerboek.
Ik sluit af met een punt van minder, maar toch ook universeel belang. Van Schaik meent dat de Bijbel een boek voor- en door Joden is, en betwijfelt zo een bedoelde universele boodschap van de Bijbel. Het zij hem vergeven, en exegeet pretendeert hij ook nergens te zijn. Hij heeft helaas! om de humor van Jona heen gelezen: Jona, die inderdaad niet aan de universaliteit wilde en dan ook te kijk wordt gezet als de provinciaal die hij was. Oecumeen Paulus is de strijd met de orthodoxer Petrus niet uit de weg gegaan; daar danken wij gojim onze Bijbel aan. En ook Jezus heeft een aantal malen bekeerd moeten worden tot oecumene (en het waren in drie van de vier gevallen vrouwen die hem openden).
Mijn lievelingsverhaal in de Bijbel is momenteel dat van de castraat uit Ethiopië; te vinden in Handelingen 8, en onovertroffen in mijn bewustzijn geëtst door Rembrandt. Zijn hoofdpersoon: Het Hondje.
Zo zag Rembrandt ons, sinds het verhaal van de Fenicische vrouw: als hondjes die heus ook wel wat een graantje dagelijks brood van tafel mee mogen pikken. De Samaritaanse bij de bron is ook grensoverschrijdend. Zij is evenmin in “Het Oerboek” verschenen. Maar gelukkig staan ze wel in het mijne.
Tenslotte: Van Schaik heeft een plaats in mijn boekenkast verworven, en zou ik het zeker anderen cadeau doen.
Ivo de Jong